De zeildoekse puts

 

 

Dit certificaat verklaart de speciale kenmerken van deze puts die gemaakt is door de zeilmakers van de Batavia.

 

Het ontwerp

Een puts is een emmertje van zeildoek. Een puts werd ook wel amiraal of slagputs genoemd.

 

Dit traditionele ontwerp is cilindrisch, dus van onder even wijd als van boven. Deze vorm kon een zeilmaker zonder wiskunde of speciale mallen ook aan boord van een schip, onderweg gemakkelijk uitrekenen en maken.

 

 

De puts

De puts is gemaakt van het doek waar ook de zeilen van gemaakt worden. Het doek is zo dicht geweven, dat het water er niet doorheen valt.

 

De bodem en de bovenkant worden open gehouden door een grommer van lijkslag.

Een grommer is een ring van touw zonder begin of einde. Lijkslag is touw dat speciaal gemaakt is om aan de randen van zeilen te naaien. Het speciale van lijkslag is dat het minder rekt dan normaal touw. Door de manier waarop de grommers aan de puts genaaid zijn, worden ze aan de puts buitengewoon stijf en geven de puts zo de stevigheid die hij nodig heeft.

 

De onderste grommer spant de bodem als het vel van een trommeltje strak binnen zichzelf op. Als je je oor bij de opening van de puts houdt en op de onderste grommer tikt, hoor je dat de puts werkelijk klinkt als een trommel.

 

 

Het slageind

Aan de puts zit een lang stuk touw, het slageind. Dat is bevestigd aan een spruit die op de puts gesplitst zit. De bevestiging met oogsplitsen zorgt voor een sterke en duurzame verbinding. Doordat het oogje in het doek vlak achter het lijk zit, trekt dat oogje nooit direct aan het doek, maar komen bij het putten alle krachten op de grommer. Die zit zo stevig vast dat hij niet losscheurt. Zo wordt voorkomen dat de oogjes uit  het doek gescheurd worden.

 

Aan het uiteinde van het slageind zit een valreepsknoop. Daar mag geen lus zitten. Dat is om te voorkomen dat de zeeman overboord getrokken zou worden als hij niet bekwaam genoeg probeerde water van buitenboord te putten.

 

De valreepsknoop zat aan het eind van de valreep. Dat was het touw dat mensen toegeworpen werd die met een sloep bij een groot schip aankwamen. Aan de buitenkant van het schip zaten vaak houten treden getimmerd, waarlangs je omhoog kon klimmen. De valreep diende daarbij als railing waaraan je je vast kon houden en omhoog trekken. Mocht je met je voeten wegglijden, dan voorkwam de valreepsknoop dat je langs het touw omlaag gleed en in de golven verdween. Aan het uiterste puntje van de valreep voorkwam de valreepsknoop dat het touw ongehinderd uit je handen gleed.

 

 

De gebruiksaanwijzing

Putsen werden gebruikt om water te putten. Aan boord van zeegaande schepen had men zoetwaterputsen om uit vaten water voor de kombuis te halen en zoutwaterputsen om zeewater te putten om het dek te kunnen schrobben.

 

De geoefende zeeman wierp de puts goed ver vooruit naast het varende schip overboord. Hij zorgde ervoor dat de puts op z’n kop in het water terecht kwam, zodat hij zich kon vullen. Als hij rechtop in het water terecht kwam zou hij immers blijven drijven als een bootje en zich niet kunnen vullen. De zeeman moest de puts omhoog halen voordat hij hem passeerde. Eenmaal achter hem, zou het alsmaar moeilijker worden om hem nog tegen de voorwaartse snelheid van het schip in, uit het water te trekken. Als hij niet uitkeek en met zijn hand in een lus aan het eind van het slageind vast zat, kon hij dan gemakkelijk overboord getrokken worden. Vandaar dat aan putsen geen lussen gemaakt mogen worden.

 

 

Materialen

Doek:              Katoendoek

Touw:              Hempex

Garen:            Parafine gewaxt polyester